De toepassingen van hoogtemetingen zijn natuurlijk zeer uitgebreid. Een voorbeeld: bij wegenisontwerpen moet het grondverzet berekend worden dat samengaat met de aanleg van de wegen, dus moet men ook beschikken over het verloop van het terreinreliëf langsheen het traject van de nieuw aan te leggen wegen. Een ander voorbeeld: een bouwheer wil nagaan of de onderlinge vloerpeilen van een appartementsgebouw wel kloppen. In dit geval kunnen wij de relatieve hoogtes t.o.v. bijvoorbeeld het gelijkvloers meten. Bij vele specifieke hoogtemetingen spelen de x- en y-coördinaten van de te meten punten geen rol, maar wenst men vooral de z-waarde (de hoogte) nauwkeurig te kennen. Dan kunnen wij voor u een waterpassing uitvoeren met de DINI 10 van ZEISS waarmee hoogtes tot op een honderdste van een millimeter nauwkeurig kunnen gemeten worden. Deze hoogtes kunnen zowel absoluut als relatief zijn, afhankelijk van uw wensen. Als wij u relatieve hoogtes leveren, dan zijn dit hoogtes die onderling gekend zijn ten opzichte van een lokale hoogte die men vooraf een bepaalde waarde geeft. Wenst u absolute hoogtes, dan zijn dit waarden t.o.v. het algemeen Belgische TAW-nulpeil (een denkbeeldig vlak evenwijdig met het aardoppervlak dat het nulpeil voor gans België voorstelt) of een ander algemeen geldend assenstelsel. |
Vaak zijn de vloerpeilen (of andere peilen) van een nieuwbouw gebonden aan het peil van 1 of meer punten in de omgeving. Daarom doen aannemers vaak een beroep op ons om peilen uit te zetten waar ze hun verdere werk op kunnen baseren. |
Bijzondere toepassingen van hoogtemetingen zijn de terreinwaterpassing en de zogenaamde hoogtecontrolemetingen. Omdat daar wel wat meer over te vertellen valt, hebben we hieronder telkens een apart hoofdstuk voorzien. |
Waar men bouwt, heeft men vooraf graag een beeld van het reliëf van het te bebouwen terrein; hetzij de architect die de constructie zal aanpassen aan het terreinverloop, hetzij de aannemer die wil weten hoeveel vrachtwagens hij zal moeten bestellen om uitgegraven grond weg te voeren, of zal moeten bestellen voor een ophoging van het terrein. Het resultaatDat reliëfbeeld kunnen wij u digitaal bezorgen, onder de vorm van een hoogtelijnenkaart of gewoonweg als een hoogtecijferkaart. Of mocht u het nog anders zien, dan staan wij daar natuurlijk voor open. MethodesMen kan bij een terreinwaterpassing op verschillende manieren te werk gaan, maar voor de meeste terreinen is een combinatie van de kwadraatnetmethode met de voerstraalmethode het meest efficiënt. Bij eerstgenoemde methode gaat men een denkbeeldig vierkantennet op het te meten terrein projecteren, waarbij men dan op de snijpunten de hoogtes van het terrein opmeet. Dit levert een algemeen beeld op van het hoogteverloop van het terrein, en laat de landmeter zelf toe om op een systematische manier te werk te gaan. Bepaalde specifieke reliëfveranderingen kunnen zo echter wel door de mazen van het net glippen. Om deze tekorten op te vangen worden deze bijzondere reliëfvormen opgemeten volgens de voerstraalmethode, waarbij de landmeter zelf die punten oordeelkundig kiest en meet, die het verloop van deze reliëfvormen zo goed mogelijk 'karakteriseren' en waarmee het reliëf zo goed mogelijk kan gereconstrueerd worden. Bij de raaienmethode meet men punten (oordeelkundig gekozen zodat ze het dwarsprofiel zo goed mogelijk weergeven) volgens opeenvolgende dwarsprofielen, en dit is meestal het geval bij terreinen die in 1 richting doorgesneden worden door greppels, sloten, taluds,... NauwkeurigheidAfhankelijk van de grilligheid van het te meten oppervlak, neemt het aantal op te meten punten toe of af. Immers, hoe onregelmatiger het oppervlak, hoe kleiner de mazen van het toegepaste vierkantennet worden, hoe meer punten oordeelkundig gekozen moeten worden door de landmeter zelf, en hoe dichter de raaien elkaar opvolgen en de te meten punten op de raaien zelf ook. Daarnaast hangt de nauwkeurigheid natuurlijk ook af van uw eigen wensen en van de toepassing van het meetresultaat. ToepassingenDe toepassingen van terreinwaterpassingen variëren. Vaak kloppen architecten bij ons aan omdat ze een idee willen hebben van hoe ze hun te ontwerpen constructie moeten aanpassen aan het plaatselijk reliëf. Anderzijds zijn het veelal aannemers die wensen te weten hoeveel grond er moet verzet worden (uit te graven of aan te voeren) om een constructie op te richten. De constructie waarvan sprake kan evengoed een aan te leggen weg zijn. Vandaar dat we ons bij elk wegenisontwerp moeten voorzien van een lokaal DTM (digitaal terreinmodel) vooraleer een weg kan ontworpen of aangelegd worden. En we moeten het trouwens niet steeds in de richting van gebouwen en wegen zoeken, ook tuinarchitecten en speelpleintuigfabrikanten doen vaak een beroep op ons voor het ontwerp van hun tuinen, respectievelijk speeltuigen, indien rekening moet gehouden worden met het bestaande terreinverloop.
|